Energiesystemen

De totale energie die het lichaam nodig heeft en die via de voeding en zuurstof moet aangebracht worden, varieert afhankelijk van de aard van de activiteit. 90 min wedstrijd vraagt veel meer energie dan een techniek training voor dezelfde tijdspanne. Naast de aard van de aktiviteit wordt de energiebehoefte eveneens bepaald door andere factoren zoals trainingsniveau, de techniek en de personnlijke constitutie.

Een eenvoudige manier om na te gaan of de ingenomen hoeveelheid energie voldoende is, is een regelmatige controle van het gewicht op de weegschaal. Door deze controle kunnen wij vooral, tijdens de training, het vochtverlies meten. Het vochtverlies is één van de belangrijkste aspecten voor prestatievermindering. (Zie blessurepreventie/voeding).

Een spier kan op verschillende manieren arbeid leveren en doet dan ook beroep op verschillende energiesystemen. Een spier heeft brandstof nodig om te kunnen functioneren en deze halen ze op en zetten ze om met behulp van zuurstof (aëroob) of zonder zuurstof (anaëroob) in energie. De spier haalt brandstof uit vetten, eiwitten en koolhydraten. Deze energiebronnen worden omgezet in ATP (adenosine trifosfaat). ATP is nodig in de spier om te kunnen werken.

- Energieproductie

Levende cellen zijn niet in staat om de energie, die in voedingstoffen zijn opgeslagen, rechtstreeks te gebruiken voor actieve processen. De enige direct bruikbare vorm van energie voor alle energieverbruikende processen in de cel is de energie die vrijkomt bij de splitsing van adenosine-trifosfaat (ATP) in edenosine-difosfaat (ADP).

ATP is dus te beschouwen als de basisbrandstof van de spiercel, die door splitsing energie levert voor de spiersamentrekking. Er moet dus voor gezorgd worden dat er een constante (her)opbouw of terugwinning van ATP plaatsheeft, m.a.w. de batterij moet terug worden opgeladen, of de ATP voorraad moet op peil gehouden worden.

- Energiesystemen

Er zijn 3 verschillende systemen die ATP kunnen produceren:

1. ZUURSTOFSYSTEEM

Kenmerken

2. FOSFAATSYSTEEM

Kenmerken

3. MELKZUURSYSTEEM<

Kenmerken

Het is belangrijk voor een voetballer dat alle 3 de systemen getraind worden. Spelers leggen gedurende een wedstrijd meer dan 10 km af maar moeten ook verschillende korte - afgewisseld met lange spurts kunnen uitvoeren.

- Hoe gaan we deze verschillende energiesystemen trainen. (zie periodisering en oefenstof database)

- Belangrijk om te weten:

De fysieke belasting van een voetballer verschilt van positie tot positie. Studies hebben uitgemaakt dat middenvelders de meeste kilometers afleggen, daarna komen de flankverdedigers en de spitsen en dan de centrale verdedigers. Deze studie bracht ook aan het licht dat de centrale verdedigers en de spitsen dubbel zoveel moeten springen dan de middenvelders en de flankverdedigers. De doelman is een geval apart. Hij legt 34% wandelend, 27% joggend, 13% lopend en 1% spurtend af. Opmerkelijk is dat de doelman 25% van de afstand achterwaarts aflegt.