De diepe spits (centrumspits)
De belangrijkste kwaliteit van een diepe spits moet zijn scoren! Hij is steeds de diepste speler centraal en is altijd voor doel wanneer de bal in de 16 meter komt. Is meestal groot, sterk met het hoofd en moeilijk van de bal te zetten. Is ook de moeilijkste positie in een elftal omdat men meestal met de rug naar doel speelt omringd door meerdere spelers van de tegenstander. Hij houdt ballen bij als hij alleen staat zodat het elftal in steun kan komen. In een 4-3-3 opstelling is het hij die in de 16 meter moet opduiken, aanspeelbaar opstellen centraal voor de opkomende middenvelders en via de flankaanvallers tot een doelkans komen. In een 4-4-2 met hangende spits is het de diepe spits die lange ballen verlengd voor de infiltrerende spelers of kaatst met hangende spits of middenvelders.
Eisen en specifieke kwaliteiten.
- Verdedigende taken: niet laten uitspelen, druk op de balbezitter.
- Dieptepass verhinderen.
- De bedoelingen van de tegenpartij kunnen lezen.
- Contact houden met andere spelers.
- Aannemen en vrijmaken van de bal.
- Schijnacrties, passeren, bal vasthouden, kaatsen.
- Afwerken.
- Ruimtes niet dichtlopen, aanbieden.
- 2 benig.
- Juiste moment van afhaken of diepte zoeken.
- Balbezit
- Scoren van doelpunten.
- Centraal opstellen en aanspeelbaar zijn door te bewegen.
- Ruimte creëren voor opkomende spelers.
- Alert zijn voor de dieptepass.
- Bal goed afschermen en terugleggen op middenvelder of op de flank voor vleugelspitsen.
- Bij voorzet op het juiste moment bewegen en volgens de afspraken voor doel komen.
- Fouten uitlokken rond de 16 meter.
- Trappen op doel wanneer zich de kans voordoet.
- Balverlies
- Zich tussen beide flankaanvalleers opstellen (4-3-3).
- Speelhoeken naar centrum afsluiten.
- Actief meeschuiven bij pressing.
- Negatieve pressing.
- Opvangen van opkomende verdediger.